• Home
  • “About”
  • Indisch

Siem Boon

Fotografie & Schrijverij

Feeds:
Berichten
Reacties

Nogmaals Oeroeg

Door Tjalie Robinson

(Oorspronkelijk gepubliceerd in Oriëntatie, Djakarta, juni 1948. Herdrukt in de Pasarkrant, november 1993.)

Laat mij het maar direct en ronduit zeggen: de zwakke bespreking van Hella S. Haasse’s Oeroeg in Oriëntatie kan niemands goedkeuring wegdragen, zelfs niet met de excuserende subtitel ‘Gegeven paard in de bek gezien’, die slechts poogt de zwakte te redden, maar overigens onjuist is: D.d.V. heeft het gebit nauwelijks bekeken van dit gegeven paard (Geschenk van de Nederlandse boekenweek), maar slechts wat grasjes tussen de rommelige tanden weggepeuterd. Want wie halverwege aankondigt te gaan spreken over “literaire waarde en waarheid” en dan een zestal foutjes corrigeert die met literaire w. en w. niets uit te staan hebben, wil òf erg vals zijn (hetgeen van D.d.V. moeilijk aan te nemen is) òf weet niet waar nu precies de hoofdfouten liggen. Ik heb de laatste dagen het genoegen gesmaakt enkele critieken in Hollandse bladen en periodieken te lezen over Oeroeg en wel gemerkt, dat men eigenlijk overal met deze nestkeuze van de Ned. boekenweek in de maag zit. Duidelijk is dat alleen het onderwerp door zijn (politieke) actualiteit alle interesse heeft. Om de “nieuwheid” ervan is de critiek vrij gunstig geweest. Dus gevaarlijk.
Want het boek is FOUT. De opzet is ondoordacht gekozen, de intrige daardoor verkeerd uitgesponnen en het eind is zelfs politiek gevaarlijk. Oeroeg is psychologisch fout en dat is zelfs met geen literaire waarden en waarheden te redden. Ik neem het den Hollander niet kwalijk, dat hij niet ontdekt heeft, waar de grondfout zat. Zelfs nu hij weet dat het een vrouw is, die in dit boek de autobiografie van een man geschreven heeft. Misschien zijn er nog, die dit zo erg niet vinden. Niet iedereen kan als Christopher Morley een Kitty Foyle schrijven. Wat minder mag best, denkt men. Neen, wat minder is niet mógelijk. Morley heeft met dat boek niet (alleen) zijn literair meesterschap bewezen, maar een wonderlijke en unieke gave aangetoond: het vermogen om zich ten volle in te leven in de psychologie van een vrouw. Wordt daarnaast literair meesterschap aan den dag gelegd, dan bepaalt dat verder de waarde van het boek voor de belletrie. Het omgekeerde is niet mogelijk: dat een geniaal schrijver een boek redt, dat psychologisch volkomen onverantwoord is opgezet.
Dat is bij Oeroeg gebeurd. Nog vóór ik wist wie het geschreven had, moest ik reeds tot de conclusie komen dat het boek geschreven was door een vrouw (die noch het wezen van Oeroeg, noch dat van zijn Hollandse vriendje gepeild had) of door een man, die zich een reeks verhalen had laten vertellen door een ondernemingsjongetje, maar er verder niets van begrepen had en er tenslotte maar op los was gaan dazen. Nu sta ik er als “hier gewortelde” veel zuiverder tegenover. Dit leven van deze jongen (en met veel meer Indonesische vriendjes, “zelfs” katjong!) heb ik zelf geleefd. Ik meende dus mezelf te mogen terugvinden in de ervaringen van Oeroegs vriendje. En dat deed ik niet. Ik zat alsmaar met vreemde ogen tegen mezelf op te kijken en ontdekte dingen aan me, die ik nooit geweten en gevoeld kon hebben. Aan naaiende djaits, aan keuvelende moeders en baboes, aan een moeder, die gekleed en gekapt rondliep, aan een apart opgemaakt baboe, aan een stilletjes ontdekte verboden vrijage (van wie dan ook) heb ik geen dominerende herinneringen. Waar ik wèl dominerende herinneringen aan heb (en elke net zo geleefd hebbende totok of Indo met mij), dat is aan de bruisende, ontembare uitleving van alle jongensnaturen: in avontuur, jachtlust en vechtlust. Hella Haase spreekt altijd over “spelletjes”, die niet nader beschreven worden, zelfs niet bij name genoemd. Zij is nooit doordrongen geweest van de “thrill”, die wij (jongens) in al die spelletjes vonden. Hella zit “gefascineerd” naar waterspiegels te kijken, terwijl elke jongen naar beneden stormt, onderweg uit zijn tjelana monjet schietend. Mierenleeuwen “vang” je niet “achter in de tuin”, Hella; die “trek” je, vlak tegen het huis aan. Nooit je langste haar uitgetrokken, Hella, en gekieteld in het trechtervormige valputje, bezwerend prevelend: “Oendoer-oendoer, djangan moendoer?” Waar is jouw “gatjoek” (je kampioensstuiter), Hella? Hoe was jouw geheim van het beste glastouw van de wereld? Van welk hout maakte je de speciale vork van jouw katapult? Weet je niet wat een soempitan is? Neen, alles wat ik las, was vals en nog eens vals.
De kennismaking met den jager Stokman is ontstellend arm aan “mannelijk detail”; het jagers- en jacht-element ontbreekt volkomen. Stokman is een meneer, die wordt aangediend als jager, erg uitdrukkelijk zelfs, maar nergens blijkt dat hij jager IS. Oeroeg en z’n vriend zouden zich geheel bij hem aansluiten en zelf jagertjes geworden zijn, maar ook dat is een slappe geloofszaak, want het blijkt nergens uit. Geen jongen, die werkelijk gejaagd heeft, kan zó koud en gevoelloos praten over “geweren, buksen, messen en stokken”. Dat doet gewoonweg pijn. Een leek zegt: “Daar is een geweer.” Maar zelfs het kleinste jagertje zegt: “Dat is een Bayard, kaliber 12.” Wat is in hemelsnaam zo maar “een buks”! Er wordt gepraat over “wild” zonder enige verder aanduiding. De beschrijving van de jacht is een stuntelige opvoering op een dorpstoneel, waarbij Goddank nog een paar imposante decors kunnen worden opgezet om de “flop” van het spel te redden: het vrolijk knapperende vuurtje, de rijst met corned beef, het “vervaardigen” van een “leiding” met behulp van een kunstmatige waterval en een stuk “uitgeholde bamboe”. Hella zit trouwens alsmaar bamboes uit te hollen in dit boek. Mana bisa?
De jacht zelf wordt afgedaan met een “de echo’s van geweerschoten galmden rondom”. Ja, ja, langs berg en dal, klinkt hoorngeschal! En verder: “er was overal gekraak en het snel schuifelen van vluchtende dieren door het struikgewas.” Die arme Hella heeft ‘m waarschijnlijk twee kilometers van het strijdtoneel erg zitten kieren. In elk geval heeft ze nooit een aangeschoten bagong (driemaal raden, Hella!) door het hout horen razen en breken.
Ook de beschrijving van het latere leven van Oeroeg en z’n vriend zit vol psychologische fouten en tekortkomingen. (Hoe raak is daarentegen de beschrijving van die twee “nonnie’s” op het galerijtje!) Maar scherp protesteer ik tegen de onware geschiedenis van de uitlatingen van de vriendjes van Oeroegs vriendje: “We hebben je op Pasar Baroe gezien met je djongos” en “Ben je weer met je Inlander uit geweest”. Zulke dingen wèrden niet gedacht en wèrden niet gezegd. Dit is ergerlijke, hatelijke en onverdiende laster. Wij hadden allemaal onze Indonesische vriendjes, ook in soortgelijke dienstverhoudingen. Maar als kameraad waren ze kameraad, afgelopen. De smeerlap, die zoiets gezegd zou hebben, zelfs voor de grap, zou of van de aangesprokene, of van diens Indonesische vriend een pak ransel hebben opgelopen. Ja, we vochten gemakkelijk en veel in die tijd. Zeer zeker was er geen sprake van broederschap, daar waren we (aan beide zijden) te nuchter en te eerlijk voor. Maar er was pertinent ook geen scheidsmuur, waar Hella ons aan wil doen geloven.
Tenslotte is dat “Sardinische struikroverstoneel” bij het einde te belachelijk om gedrukt te worden. Ik ben in de bersiaptijd ook vrienden van vroeger tegen het lijf gelopen: Osman, Yoessoef en Hardjono. En op het moment dat je mekaar herkent, dan heb je spijt van je “vijands-uniform” en hij van z’n rood-witte badge. Je zegt “Hallo John!” en “Hallo Tjalie!” en je geeft mekaar verlegen een hand. Dat is duizendmaal gebeurd hier. Zij in hun groep en ik in mijn groep zouden elkaar niet herkend hebben en verbitterd met elkaar zijn slaags geraakt, ja. Maar in de besloten confrontatie is dat pertinent niet mogelijk. Als er ooit vriendschap geweest is, verstaan? Zelfs toen ik mijn oog minachtend monsterend liet gaan over de neergehurkte krijgsgevangenen en alleen snipers zag, toen nog ontdekte mijn oude oog in een halfnaakte met gebogen hoofd zittende peloppor de schoolkameraad van mijn broertje, Wadjah. We hebben elkaar gesproken “net als toen” en dat was “rot, rot en nog eens rot”. Als je dan aan het slot van deze levensbeschrijving van twee jeugdvrienden leest: “(Zijn) diepte peilde ik nooit. Is het te laat?”, dan pas realiseer je je het gevaar van dit boek: als zelfs een Hollandse jongen, zo innig samen opgegroeid met een Indonesische jongen, niets dan onpeilbare diepte peilt en wanhopig uitroept: “Is het te laat?”, hoe dan alle andere Hollanders en Indonesiërs? Ja, als het werkelijk zo is, schei dan maar uit met peilen. Het kost nog extra touw ook. Kom maar nooit bij Telaga Hideung terug. Sombere betekenins ook: Zwarte Wolk. Laat het onwetende Hollandse volk dit boek maar slikken met huid en haar. En kijk niet om naar die paar duizend Hollanders, die werkelijk vrienden hebben gemaakt, zonder zelfs maar een moment te zitten peilen. En die amper geen vaarwater hebben op Telaga Hideung vanwege al die pientere peilderaars!
Hiermede zijn nog steeds niet literaire waarde en waarheid van het boek gepeild. Ze zijn ook maar in sommige fragmenten terug te vinden: de beschrijving van de vrouwspersonen, enkele interieurschetsen en een hoogst enkel natuurtafereel. ook al hindert hier vaak de stugge, journalistieke zinsbouw. Maar Hella Haasse bewijst hier toch wel dat ze zien kan en dat ze schrijven kan. Als ik haar een raad mag geven: schrijf de levensgeschiedenis van de kleine Hella. Hoe ze heeft gebikkeld in de koele achtergalerij, hoe ze kettingen heeft geregen van djalipitten of tjongklak gespeeld met het dochtertje van de djait. Ook zonder romantisch einde en met zelfs matig literair talent kan het dan nóg een boek worden, dat boeit van het begin tot het einde en dat een stukje echt leven vermag te geven in een land dat blijkbaar nog steeds even ver gebleven is van het Nederlandse volk als drie eeuwen geleden.

TJALIE ROBINSON

Share this:

  • Twitter
  • Facebook

Vind ik leuk:

Vind-ik-leuk Laden...

  • Enkele foto's van mij bij Flickr

    Oostduinen, Den HaagOostduinen, Den HaagOostduinen, Den HaagDerde Kerstdag
    Meer foto's
  • Artikelen

    • “About”
      • Boeken
    • Indisch
      • Bezetters
      • Het Verborgen Verhaal
      • Indo & totok
        • Geworteld in Indië
        • Nogmaals Oeroeg
      • Tropenkind
  • Fotografie

    • PhotoQ
    • Photostart
  • Indisch

    • Indisch4ever
    • Stichting Tong Tong
    • Tong Tong Fair
    • Tong Tong Festival
  • Lekker lezen

    • Boekblad
    • London Review of Books
    • New York Times Books
    • NRC Boeken
    • The New York Review of Books
    • The New Yorker
    • Times Literary Supplement
  • Nieuws

    • BBC News
    • de Volkskrant
    • Den Haag Centraal
    • International Herald Tribune
    • NRC Handelsblad
    • The Guardian
  • WordPress

    • WordPress.com (Nederland)
    • WordPress.org
  • Meta

    • Registreren
    • Inloggen
    • Berichten feed
    • Reacties feed
    • WordPress.com
  • Blog Stats

    • 11.039 hits
  • Archief

    • december 2011
    • juni 2010
    • februari 2010
    • augustus 2009
    • februari 2009
    • januari 2009
  • Categorieën

    • Fotografie
    • Herinneringen
    • Indisch
    • Lijstjes
    • Oorlog
    • Pasar Malam Besar
    • Uncategorized

Blog op WordPress.com.

WPThemes.


Privacy en cookies: Deze site maakt gebruik van cookies. Door verder te gaan op deze website, ga je akkoord met het gebruik hiervan.
Voor meer informatie, onder andere over cookiebeheer, bekijk je: Cookiebeleid
  • Volg Volgend
    • Siem Boon
    • Heb je al een WordPress.com-account? Nu inloggen.
    • Siem Boon
    • Aanpassen
    • Volg Volgend
    • Aanmelden
    • Inloggen
    • Korte link kopiëren
    • Deze inhoud rapporteren
    • View post in Reader
    • Beheer abonnementen
    • Deze balk inklappen
%d bloggers liken dit: